OTIS
Achtergrond en toelichting bij OTIS
Wat is OTIS
OTIS staat voor Objectief Talent Identificatie Systeem. Het is een door mijzelf uitgedacht uiterst eenvoudig analyse systeem voor het herkennen van sportief talent. Het brengt prioriteit en structuur aan in het denken over talent. Waar zou je bij het herkennen van talent als eerste naar moeten kijken en wat volgt daarna? Maar vooral ook, welke clichés worden er te vaak gebruikt om talenten wel of niet te selecteren en naar welke facetten zou je (vooral nog) niet naar moeten kijken. Door je deze werkwijze eigen te maken, kun je voor jezelf maar bijvoorbeeld ook in een groepsdiscussie op de club voor veel duidelijkheid zorgen en kun je verhelderend feitelijk blijven in de discussie over wie of wat nu (een) talent is.
Voor wie is OTIS bedoeld en waarom het boek?
Vanuit professionals en bestuurders binnen de sport, maar ook sporters die bekend zijn met mijn denk- en werkwijze rond OTIS kwam regelmatig de vraag naar een uitwerking van mijn ideeën over talentherkenning. Het zette mij uiteindelijk aan tot het schrijven van het boek Waarom Messi van Mars en Ronaldo uit Portugal komt. Het streven werd om trainers, coaches, scouts, bestuurders, ouders en anderen in de omgeving van het talent te helpen in het proces van talentherkenning en ze daarbij kennis te laten maken met OTIS. Daarnaast worden ze direct bekend gemaakt met de vele mythes en hardnekkige misvattingen rondom talentherkenning. Ook die misvattingen en mythes tracht ik met het schrijven te ontkrachten en ontzenuwen omdat uit mijn analyses van de afgelopen jaren is gebleken dat die er voor een groot deel debet zijn aan veelvuldige onjuiste conclusies bij het herkennen van talent. Gebleken is dat zeer veelvuldig, en reeds op jonge leeftijd, grote(re) talenten worden gediskwalificeerd ten faveure van gemiddelde talenten met alle gevolgen van dien voor het algemene niveau van de sport. De lezer wordt handvatten geboden waarmee ze binnen hun sport (de focus van dit boek ligt op balsporten in teamverband) en hun club, op welk niveau dan ook (top- of breedtesport), tot een juister en zuiverder oordeel over talent kunnen komen. Het is daarmee ook een persoonlijk streven naar meer fair play in de sport, alle kinderen verdienen namelijk gelijke kansen. Alleen al het werken vanuit dit eenvoudige principe zal het algemene niveau van de sport aanzienlijk verhogen.
Door de jaren heen heb ik mogen werken met (sport)talenten van wereldniveau. Vaak het ruwe en grillige type en soms het gepolijste talent. Enkele van hen zijn daadwerkelijk succesvol (geworden) op wereldniveau; zij hebben hun talent kunnen verzilveren. Dat gold helaas niet voor allen. Dat lag niet altijd aan het talent van het talent of aan de persoon. Vanwege mijn verbondenheid met deze toptalenten heb ik de afgelopen vijftien jaar bij veel verschillende soorten sportorganisaties een kijkje in de keuken mogen nemen. Of het nou bij Real Madrid, Juventus, Inter Milaan, hockeyclub Amsterdam, FC Barcelona of Ajax was, overal vielen mij de hardnekkige misvattingen ten aanzien van sporttalent op. Terwijl het zijn van een talent iets feitelijks is en niet zomaar een mening. Het is daaromarom te objectiveren.
Waarom komt Messi van Mars en Ronaldo uit Portugal is voornamelijk gebaseerd op mijn persoonlijke ervaringen en observaties. Vele van die anekdotes zijn in het boek verwerkt. Zij zijn niet alleen geschreven om mensen te amuseren met mijn bescheiden mening over sport en talent, maar tegelijkertijd dient het te prikkelen om zelf door te denken over sport, over prestaties en over talent en talentherkenning. Frits Barend noemde het boek een “ode aan talent” wellicht omdat het mede is geschreven voor juist díe voetballende, basketballende of hockeyende jongens en meisjes die niet de kans en het vertrouwen hebben gekregen om zich naar hun eigen potentieel te ontwikkelen. Voor díe jongens en meisjes die daarom niet het maximale uit hun talent hebben kunnen halen.
Het boek maar ook het daaraan ten grondslag liggende Objectieve Talent Identificatie Systeem (OTIS) is uitgedacht voor zowel de professionele scouts, analytici, trainers en andere deskundigen, alsook voor de vele liefhebbers die net als ik door sport begeesterd zijn en daar graag over in discussie gaan. Lezers van het boek zullen op basis van OTIS zuiverdere en daardoor juistere afwegingen maken bij het selecteren van talent. OTIS helpt hen verder die op zoek zijn naar de pareltjes van de sport. Door de juiste begeleiding te verzorgen (waar in het boek veel aandacht aan wordt besteed) lukt het ze hopelijk om het talent, in een veilige en plezierige omgeving, te laten schitteren op het voor hen allerhoogste niveau.
Hoe is OTIS tot stand gekomen?
Zelf ben ik vooreerst een groot liefhebber van sport. Zo eentje die werkelijk alles leuk vindt en volgt. Dan heb ik het niet alleen over voetbal, maar over tal van sporten. Van honkbal tot hockey, van college football tot mixed martial arts. En dan ook niet alleen de grote toernooien met oranje bril op in de kroeg. Nee, bij voorkeur kijk ik alleen (regelmatig in de laatste uren van de dag of de eerste van de volgende dag als het werk eenmaal gedaan is en de wedstrijden in de NBA, NFL of MLB in volle gang zijn) en dan is het mij om het even welke wedstrijd wordt uitgezonden, zolang het maar een topcompetitie betreft. Steevast kijk ik ook (onbewust) analytisch. Ik wil weten waarom die ene shortstop in het honkbal zich onderscheidt van zijn collega-shortstops. Waarom de statistieken van die ene basketballende point guard vele malen beter zijn dan van die van zijn concurrenten. Waarom zo’n kleine knaap uit Rosario, Argentinië vier jaar op rij de beste voetballer ter wereld werd.
Na bestudering en analysering van honderden beelden en wedstrijden in verschillende sporten over een periode van de afgelopen 40 jaar, is de volgende conclusie zonneklaar: De snelheid en het tempo in wedstrijden neemt aantoonbaar toe binnen de sport. De laatste jaren zelfs exponentieel. Om te kunnen presteren op het allerhoogste niveau, zullen sporters derhalve fysiek in staat moeten zijn om niet alleen op deze hoge snelheden te functioneren, maar ook nog eens de relevante sportspecifieke technieken op diezelfde snelheid toe te (blijven) passen. Ze moeten dus niet alleen hard kunnen rennen, ze moeten tijdens het rennen ook nog controle over de meest uiteenlopende spelsituaties en volledige controle over hun lichaam (en bal) behouden. Het behoud van fysieke controle en balans stelt vervolgens de sporter in staat zelfs bij dat hoge tempo in complexe spelsituaties het overzicht te bewaren. Ze moeten op dat moment niet alleen oplossingen bedenken, maar ook nog eens uitvoeren. Met andere woorden, de teamsporter van nu maar zeker die van de toekomst moet in de basis een atleet zijn.
Om je op topniveau te kunnen onderscheiden van je collega’s en concurrenten, dien je in de basis te beschikken over een aantal specifieke fysieke eigenschappen. Het fascinerende is dat het niet uitmaakt of je tennist op Wimbledon, hockeyt om de Champions Trophy of voetbalt in de Premier League. De noodzakelijke fysieke eigenschappen voor het bedrijven van topsport zijn vrijwel voor elke balteamsport gelijk. Bovendien, en dat is het mooie, is de aanwezigheid van deze basiseigenschappen behoorlijk objectief te beoordelen. Samen bepalen ze of een jongen of meisje talent heeft voor het bedrijven van topsport. Ze vormen het kerntalent, het sportieve DNA, van een sporter. Hoe dit kerntalent te identificeren en vervolgens zo te begeleiden dat het kan leiden tot sportsucces, beschrijf ik uitgebreid in het boek.
Uit de analyse die tot OTIS heeft geleid blijkt dat sporters hiervoor allereerst dienen te beschikken over vier aangeboren lichamelijke eigenschappen, de objectieve talentindicatoren:
- snelheid;
- explosiviteit;
- wendbaarheid;
- coördinatie.
Aangezien deze talentindicatoren grotendeels genetisch bepaald zijn en bijdragen aan het vermogen om te bewegen, vormen ze samen de motorische aanleg van een sporter, en daarmee het kerntalent van de betreffende sporter. Hoewel dit een noodzakelijk vereiste is om tegenwoordig en in de toekomst topsport te kunnen bedrijven, is motorische aanleg alleen niet voldoende. Motorische vaardigheden zijn minstens net zo belangrijk. OTIS onderscheidt er twee: basistechniek en creatieve techniek. Deze technische vaardigheden zijn sportspecifiek en afgeleid van de motorische aanleg. Afgeleid omdat ze in relatie staan met het kerntalent, maar moeilijker te objectiveren zijn. Het aangeboren kerntalent bepaalt namelijk voor een belangrijk deel de mate waarin een sporter in staat is om technische vaardigheden aan te leren en, belangrijker, effectief toe te passen in wedstrijdsituaties. Dit neemt echter niet weg dat ook met weinig kerntalent deze technische vaardigheden goed trainbaar zijn en talentidentificatie op basis van alleen deze indicatoren dus een groter risico op een verkeerde inschatting van talent en potentie met zich meebrengt. De motorische aanleg en motorische vaardigheden vormen samen het motorische vermogen van een sporter.
Uit onderstaande figuur kan worden opgemaakt dat dit motorische vermogen uiteindelijk het basispotentieel van een talent bepaalt. OTIS baseert talentherkenning op de zes indicatoren die tezamen het basispotentieel van een talent vormen voor een specifieke sport. De objectieve talentindicatoren zijn hierbij het uitgangspunt, de technische vaardigheden zijn de afgeleide indicatoren. In het boek wordt de beoordeling daarvan verder toegelicht.
Het basispotentieel van talent OTIS
OTIS Scoretabel
OTIS hanteert een eenvoudig in te vullen evaluatieformulier (zie de volgende tabel). OTIS let daarbij op de vier fysieke indicatoren: snelheid, explosiviteit, wendbaarheid en coördinatie en daarnaast op de twee afgeleide talentindicatoren: de basis- en creatieve techniek. Een speler ontvangt voor elke afzonderlijke test een cijfer tussen de nul en tien, waarna een totaalcijfer kan worden uitgerekend. De schaal is afhankelijk van de leeftijd en het geslacht van de normgroep en natuurlijk van de standaard die gehanteerd wordt en het is dus altijd een vergelijking bij benadering. Spelen op een hoger niveau betekent dat de testnorm ook hoger ligt. Van een speler van PSV A1 wordt meer verwacht dan van een speler van GeelZwart C4. Naar verwachting zullen de resultaten door de tijd heen steeds aangescherpt worden. Vanwege het grote belang van doelpunten is scorend vermogen ook onderdeel van het OTIS-formulier en kunnen er daarnaast als aanvullende informatie nog extra (feitelijk toetsbare) speler specifieke kwaliteiten worden toegevoegd.
OTIS hanteert bij elke test het cijfer 8 als gemiddelde ondergrens voor het selecteren van toptalent. De sporters met een kerntalent van 32 (score van 4*8 op de aangeboren talentonderdelen Snelheid, Explosiviteit, Wendbaarheid en Coördinatie) punten of hoger, beschikken over de fysieke eigenschappen die nodig zijn om op termijn het eerste seniorenteam op dat specifieke niveau te halen. Zo gezegd is hun sportieve DNA geschikt voor topsport. Om uiteindelijk het eerste seniorenteam te kunnen halen, zal echter op zijn minst ook ruim voldoende moeten worden gescoord op de onderdelen basistechniek en (in mindere mate) creatieve techniek. Uit het voorbeeld in onderstaande tabel blijkt dus dat speler B met 50 punten voldoet aan de gemiddelde ondergrens en daarnaast ook nog een uitstekend scorend vermogen heeft. Speler A daarentegen zit dicht tegen voldoende talent voor het hoogste niveau aan. Hij zal echter hard moeten werken om zijn onvoldoende kerntalent naar een adequaat niveau te tillen om effectief te kunnen presteren op het hoogste niveau. Speler B daarentegen heeft de potentie om niet alleen effectief te presteren op het hoogste niveau (“mee te doen”), maar op basis van zijn kerntalent zou hij op dat niveau in potentie zelfs onderscheidend kunnen presteren.
Otis rekentabel
Onderstaande OTIS score tabel kunt u zelf eenvoudig invullen, de cijfers worden direct voor u opgeteld.
En mentaliteit of tactisch inzicht dan?
OTIS is gebaseerd op de observatie dat snelheid en (op) snel(heid) kunnen handelen tegenwoordig de dominante factoren in de topsport zijn. Daardoor wordt het steeds moeilijker om een gebrek aan snelheid met specialismen als techniek en vermeende mentaliteit te compenseren. OTIS bepaalt daarom allereerst in hoeverre een sporter überhaupt beschikt over de benodigde fysieke eigenschappen om daadwerkelijk topsport te kunnen bedrijven. Hoewel techniek en, nog later, persoonlijkheidseigenschappen als mentaliteit uiteindelijk doorslaggevend kunnen zijn bij de ontwikkeling van talent naar succesvol topsporter, spelen deze in de fase van talentherkenning (bij de jeugd) een secundaire rol. Want wat heb je aan een goede mentaliteit als je te houterig bent om een man te passeren of te traag om een bal te veroveren? Vandaar dat we de meer subjectieve indicatoren pas in een later stadium in het beoordelingsschema OTIS + betrekken. Laat het kind vooral eerst kind zijn voordat wij als volwassenen menen te kunnen inschatten dat 8, 9 of 10-jarigen niet beschikken over de juiste mentaliteit of tactisch inzicht. In de afgelopen 15 jaar zijn er structureel veelvuldig grote fouten gemaakt door toepassing van dit soort subjectieve en moeilijk toetsbare normen waarvan grote talenten de dupe zijn geworden en zich niet verder hebben kunnen ontwikkelen. Te vaak worden dit soort vage normen ingezet om persoonlijke voorkeuren te maskeren ten koste van de vaak nog (zeer) jonge (en grote) talenten. Op basis van het in de sport alom aanwezige principe van fair play is dit absoluut uit de boze. In het boek wordt uitvoerig ingegaan op die laatste stappen richting succes en welke factoren daarop positief dan wel negatief van invloed kunnen zijn. Stop dus zeker niet met lezen nadat je OTIS jezelf hebt eigen gemaakt en het proces van talentherkenning hopelijk is verhelderd. Na het proces van talentherkenning komt het minstens zo belangrijke proces van talentontwikkeling. De weg naar succes. Wat is daar voor nodig en hoe werkt dat? Hoe doen wij dat in Nederland en wat is het effect van het diepgewortelde Hollandse School denken? De hoofdstukken die volgen op de uitleg van OTIS zijn prikkelend en kunnen mogelijk je denken over sport doen opschudden. Weggestuurd worden bij Ajax (waarom?), held worden bij Barcelona, het belang van scorende middenvelders, balgevoel, wat kunnen we leren van de carrières van Ruud Gullit, Ronald Koeman, Gerald Vanenburg, rondjes en vierkantjes, teamspelers vs. individuen, etc, etc.
OTIS en talentontwikkeling: Op weg naar succes
Er zijn vele wegen die naar Rome leiden en ook naar succes, dat moge duidelijk zijn na het lezen van het boek. Duidelijk is ook dat die weg lang is en vol hobbels. Juist de laatste hoofdstukken van het boek gaan daar op in en zullen voor een deel van de lezers wellicht het meest interessant zijn. De meest essentiële factoren die van invloed kunnen zijn op succes worden behandeld, maar ook onze soms merkwaardige omgang met, en begeleiding van topsporters (in de dop) komt ter sprake. Michel van Troost, Nederlands grootste uitgever van sportvakliteratuur (ARKO Sports Media) schreef over het boek: “Nooit eerder is er zo een ontledende maar vooral samenhangende analyse op talent in Nederland uitgeschreven. Stof tot nadenken. Sportwereld doe er je voordeel mee!” Een opsomming van enkele van die onderwerpen zijn:
- Het belang van een open blik
- Doelpunten en spitsen
- Techniek: specialiseren of generaliseren
- Consequenties van de gunfactor
- Persoonlijke voorkeuren
- Publieke opinie
- Media
- Rapportcijfers
- Calvinisme
- Neymar
- Bak patat in de kleedkamer
- Aankoopsysteem Ajax – scouting
- TIPS vs. OTIS
- Talent in teamverband
- Trainer vs. Coach
- Kleedkamer dynamiek en terreur van de middelmaat
- Ouders
- Frontvorming
- Het gevaar van systeem denken
- Balbezit en voorspelbaarheid
- Volg het DNA van de speler bij de invulling van de veldpositie
- Ruimte voor een actie
- Keuzes maken in het veld
- El Salvador II
- Keep it simple
- Talentontkenning
- Talentvernietiging
- Stagnatie van de ontwikkeling
- Prestatiecoach vs. jeugdcoach
- Beste van de klas, maar niet op het gras
- etc.
OTIS Bijsluiter
Het staat u uiteraard vrij mijn visie volledig of ten dele te adopteren, of totaal te negeren. Ik reik handvatten aan die een objectievere en daardoor zuiverdere beoordeling van talent mogelijk maakt. Dit doe ik niet om de heerlijke discussies tussen liefhebbers op de tribunes, in de kroeg of thuis op de bank achter de tv lam te leggen. Want wat is nou mooier dan een stevige discussie over het nut van het inbrengen van destijds Ajax-spits Boelykin in plaats van Lodeiro of over de vele malen opgelaaide discussie over Huntelaar en/of Van Persie in het Nederlands elftal? Over wie beter is, het Dream Team van Jordan, Johnson en Pippin of dat van LeBron James, Durant en Bryant? Of over de toegevoegde waarde van een speler als Balotelli? Ik wil slechts aantonen dat – in tegenstelling tot wat velen menen – de discussie over talent gevoerd kan worden op basis van feiten in plaats van voornamelijk meningen, onderbuikgevoelens en persoonlijke sentimenten. Door het proces van talentherkenning eerst naar een abstract niveau te tillen en daarna te analyseren, kunnen sluitende conclusies worden getrokken. En die conclusies vormden de basis voor OTIS.